Beschrijving: De veren van deze soort lijken op die van een pauw, vooral die van een haan. De haan heeft een kuif en pluimen in de staart met grote ogen. Het zijn  tropische dieren die wel tegen de vorst moeten beschermd worden. Ze beginnen vroeg te leggen. Ze kunnen al in februari beginnen te leggen. Ze leggen rondes van 2 eieren, als de eieren geraapt worden begint de paar weken aan  een volgend legsel.

Leefgebied:  De grijze pauwfazant leeft in dichte bossen die bestaan uit groenblijvende bomen en uitgerust met dikke ondergroei van dikke struiken of bamboe struikgewassen. Hoewel het vooral een vogel is die in lager gelegen gebieden vertoefd is hij ook in hoger gelegen bossen te vinden gevormd door kleine bomen minder dan 4 jaar, oude rijstterrassen of oude verlaten gewassen. Af en toe word hij waargenomen in oerbossen met diepe ravijnen en rotspartijen. Deze soort leeft meestal op een hoogte beneden 1300 meter, hoewel in sommige gebieden dat kan oplopen tot 1800 m (Thailand) en zelfs 2000 m (Yunnan, Zuid-China). De chinquis heeft een groot leefgebied in Azië dat zich uitstrekt van het noordoosten van India en Bhutan naar het zuiden van China en het eiland Hainan. 5 ondersoorten officieel erkend onder grijze pauwfazant-Himalayan (Polyplectron bicalcaratum bakeri) ten noordoosten van India (Sikkim, Assam, Arunachal Pradesh), Bhouthan - grijze pauwfazant-Birma (P. bicalcaratum bicalcaratum), , het zuiden van China, Myanmar, Bangladesh, Noord Laos - grijs polyplectron Hainan, endemisch op het eiland Hainan (P. katsumatae b.) - (. ghigii P. b) grijze polyplectron Chigi centraal Laos, Noord- en centraal-Vietnam, extreme noordoosten van Cambodja - grijs polyplectron Lowes (Pb bailyi), waarschijnlijk oostelijk Himalaya en westelijke Assam.

Voeding: De chinquis heeft een omnivoor dieet. Hij eet zaden, bessen, vruchten en ongewervelde dieren, maar met een voorkeur voor termieten. Bij het zoeken naar voedsel, neemt hij een methodische en discreet gedrag, bijna geruisloos. Hij zoekt tussen stro en grashalm naar diverse insecten.

Voortplanting: Deze kleine fazant wordt tot nu toe als een monogame soort beschouwd in zijn natuurlijke omgeving. Dit moet echter soms in twijfel getrokken worden als gevolg van recente informatie van in gevangenschap levende vogels die tonen duidelijk aan dat deze soort in staat is soms een polygame gedragingen te vertonen. Het broedseizoen start in mei en juni, tijdens het regenseizoen begeven de chinquis zich in naar meer beschutte gebieden van het bos. Het nest bevindt zich op het land in het gras aan de voet van een grote struik of in een holte in de dichte begroeiing. Het broedsel bestaat uit twee eieren die op een ei van een kriel lijken en zijn roze wit. Incubatie duurt 21 dagen. In het wild, dit soort leeft bij voorkeur in kleine familie-groep tijdens de opfokperiode.