Wetenschappelijke naam: Pucrasia macrolopha

🇬🇧:

🇩🇪: 

🇫🇷:

🇵🇹:

🇪🇸:

 

 

 

 

 

Herkomst: Van Afghanistan en Pakistan in het westen tot het noorden van India en Nepal, noordoost Tibet en China.

 

 

Ringmaat: 12mm

 

Omschrijving:

Het mannetje (de haan) van de Koklasfazant wordt tussen de 52 en 64 cm lang, de staart meegerekend. Het vrouwtje is tussen de 52 en 56 cm. De vleugels zijn vergeleken met andere Fazantachtigen lang, tussen de 18 en 25 cm. Het gewicht van een volwassen Dier ligt tussen de 1,0 en 1,4 kg.

De staart is tussen de 15 en 28 cm lang en bestaat uit 16 staartveren. Mannetjes hebben grotere staarten dan vrouwtjes. Een gemeenschappelijk kenmerk, waarin de Fazantengeslachten Pucrasia, Ithaginis en Tragopan zich van andere Fazanten onderscheiden, is dat de rui begint met de middelste staartveren. De Koklasfazant heeft voor een Fazant een vrij korte, spitse staart en valt op door de lange veren op de kruin van de kop.

Bij het mannetje kunnen de veren op de kruin tot 10 cm lang worden, waardoor ze in de nek vallen. Daarnaast lopen bij het mannetje, net als bij oorfazanten (Crossoptilon), de veren achter de ogen lang en omhoog staand. De bovenkant van de kop is kaneelbruin, de langste veren van de kruin zwart. De lange veren achter de oren en rest van de kop zijn glanzend donkergroen, wat contrasteert met een witte streep op de zijkant van de hals, die afhankelijk van de ondersoort varieert in grootte. Het grootste deel van het lijf is bedekt met zilvergrijze veren met zwarte strepen. De veren op de borst, onderkant van de staart en buik zijn kastanjebruin, bij de staart met witte vlekken. De vleugels zijn roodbruin van kleur, met zwarte strepen over de veren. De staartveren zijn roodbruin met aan het einde een witte band en een zwart uiteinde. De snavel en huid rond de ogen is zwartbruin, de irissen van de ogen zijn ook donkerbruin van kleur. Bij beide geslachten zijn de dekveren op het lichaam spits toelopend van vorm, wat het Dier een geschubd uiterlijk geeft. De poten zijn blauwgroen en bij de haan gespoord.

Het vrouwtje lijkt in meerdere opzichten sterk op dat van de Glansfazanten (Lophophorus). Het blijft iets minder lang dan het mannetje, wat vooral komt doordat de staart korter is. De kruinveren zijn korter dan bij het mannetje, beige van kleur met een wit uiteinde. Onder de kruin is de kop beige. De hals en onderzijde van de kop zijn wit tot lichtbeige en worden door een donkere band over de wangen van de lichtere bovenzijde van de kop gescheiden. Ook de borst en buik zijn zeer lichtgekleurd, met donkere vlekken. De rug en bovenzijde van de vleugels zijn bruin met beige en zwarte strepen. De staart is aan de onderkant roodbruin met witte stippen en aan de bovenzijde beigebruin met donkere stippen en lichtere strepen.

De jongen hebben een tekening vergelijkbaar met die van het vrouwtje. Al in het eerste levensjaar ontwikkelen zich bij de jonge hanen de mannelijke kenmerken.

De lokroep van de haan is een luid "kok kok kok kokrass". De hen heeft een hogere toonhoogte.

Broedrijp vanaf het eerste jaar. 

Nest van 9-12 eieren. 

Broedduur 26-27 dagen

Â